https://www.rd.nl/image/contentid/policy:1.1666763:1590749756/2020-05-26-ACH3-hoofdfoto-wijspagina-5-FC-web.jpg?f=16x9&%24p%24f=d20e254
Vanaf volgend jaar kunnen initiatiefnemers bijzondere scholen starten die niet zijn verbonden aan een bestaande richting in het onderwijs.  beeld EPA

ChristenUnie blij met extra bescherming bestaande scholen

by

Meer ruimte voor nieuwe scholen. De Tweede en de Eerste Kamer gingen akkoord met een wet van minister Slob (Onderwijs) die dat mogelijk maakt. ChristenUnie-Kamerlid Bruins is vooral blij met de extra bescherming die de wet biedt aan bestaande christelijke scholen.

Net voor het vorige kabinet van VVD en PvdA in 2017 stopte, presenteerde de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs, de VVD’er Dekker, een wetsvoorstel dat een eind zou maken aan de bemoeienis van het ministerie met de bestaande (levensbeschouwelijke) richtingen in onderwijs, zoals protestants-christelijk, rooms- katholiek of reformatorisch. Bij de stichting en instandhouding zou de overheid alleen de kwaliteit moeten toetsen en controleren of de school voldoende leerlingen heeft.

De nieuwe wet zou ouders de mogelijkheid bieden een school met een specifiek levensbeschouwelijke of pedagogische doelstelling op te richten. Maar de consequentie ervan zou zijn dat veel kleine (christelijke) scholen geen toekomst meer hebben omdat de overheid ook geen rekening meer wilde houden met de laatste school van een richting. Die krijgt nu wel extra bescherming.

Teruggehaald

Tijdens de onderhandelingen over een regeerakkoord tussen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie kreeg de laatste partij het voor elkaar dat de wet van Dekker, die voor advies naar de Raad van State zou gaan, werd teruggehaald voor een grondige herziening. Het was een van de belangrijkste punten die de ChristenUnie tijdens de formatie wist binnen te halen. Partijgenoot Slob mocht de uitwerking als minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs ter hand nemen.

Nu blijft het begrip richting in de wet. Daardoor kunnen kleine scholen blijven bestaan, kunnen scholen op basis van hun grondslag een personeelsbeleid en toelatingsbeleid voeren en blijft er een basis voor het leerlingenvervoer.

De onderwijswoordvoerder van de ChristenUniefractie in de Tweede Kamer, Eppo Bruins, is daarom blij dat de beide Kamers van de Staten-Generaal de wet goedkeurden. „Er kunnen nu scholen komen die niet zijn gelinkt aan een bestaande richting in het onderwijs, zonder dat de rechten van bestaande scholen in gevaar komen. De oorspronkelijke wet zou ertoe hebben geleid dat honderden kleine christelijke scholen op den duur zouden verdwijnen. Die houden nu alle rechten. De wet zorgt ervoor dat het bestaansrecht van bestaande christelijke scholen de komende decennia is gewaarborgd. Dat is voor de ChristenUnie het belangrijkste argument om voor de wet te stemmen”

Maar als er veel nieuwe scholen komen, dan vormt dat toch een bedreiging voor de bestaande onderwijsinstellingen?

„Het belangrijkste van deze wet is misschien niet het handjevol scholen dat opgericht gaat worden, maar het grote aantal scholen dat beschermd blijft. Ik denk dat de effecten voor bestaande scholen beperkt blijven. Nieuwe scholen zullen vooral in nieuwe woonwijken ontstaan.

Ik heb meer zorg over de totstandkoming van scholen die even oppoppen en vervolgens verdwijnen, zoals iPadscholen. Dat is heel slecht voor de kinderen. Daarom heeft de ChristenUnie ingestemd met de voorwaarde dat de onderwijsinspectie, voordat de school van start gaat, het onderwijsprogramma toetst. Dat gebeurt nu niet, maar straks wel.”

Krijgt de overheid op die manier niet te veel greep op het onderwijs?

„Wat de ChristenUnie betreft, was die toetsing niet nodig geweest. Dit was onderdeel van het compromis dat we sloten. Maar er zitten ook positieve kanten aan. Kijk bijvoorbeeld naar islamitische scholen. Die besturen zijn soms heel onervaren. Toetsing vooraf kan helpen om de kwaliteit te garanderen.”

Als de regering echt meer ruimte voor nieuwe scholen wil, moeten toch de oprichtingsnormen naar beneden?

„Ik ben daar ook voorstander van. Een lagere oprichtingsnorm leidt ook tot een lagere opheffingsnorm. Dan kunnen kleine scholen ook langer bestaan. Maar dit hebben we bij de onderhandelingen over het regeerakkoord niet voor elkaar kunnen krijgen, vooral omdat de VVD zich ertegen verzette. Die partij gelooft nog steeds in de mythe dat groter altijd goedkoper is.”

Hoogleraar Van Schoonhoven denkt dat er door de nieuwe wet meer islamitische scholen worden opgericht (zie kader, GV). Is dat voorzien of over het hoofd gezien?

„Ik heb daar geen aanwijzingen voor. Iedereen krijgt meer ruimte, ongeacht richting. Dat is eerlijk. Ik denk meer aan behoudende rooms-katholieke ouders in Brabant of Limburg die wel een roomse school op hun dorp hebben die weinig werk maakt van de oorspronkelijke doelstellingen. Als voldoende ouders via een handtekening kenbaar maken dat ze graag een behoudende school wensen, kan die er komen. Dat mag nu niet, straks wel.

Ik denk ook aan evangelische scholen die er nu moeilijk tussen kunnen komen. En aan scholen op basis van een bepaald pedagogisch of onderwijsconcept.”

Is het wenselijk dat de komst van een nieuwe christelijke school de continuïteit van een bestaande christelijke school bedreigt?

„In theorie kan dat, maar dat zal niet om grote aantallen gaan. En zo’n school komt er ook niet zomaar. De initiatiefnemers moeten bijvoorbeeld wel overleg voeren met de besturen van bestaande scholen. Ook binnen het bestaande scholenbestand kunnen zich bepaalde ontwikkelingen voordoen, waardoor de stichting van nieuwe scholen niet nodig wordt. Ik denk aan de gereformeerd vrijgemaakte scholen die niet langer een strikt toelatingsbeleid voeren, maar openstaan voor overtuigde christenen met een andere signatuur. Dat kan leiden tot meer eenheid en het afbreken van muurtjes. En dat vind ik alleen maar mooi. We hebben in het Nederlandse onderwijs niet altijd de luxe om de kerkmuren te laten bestaan. Laten we met een open oog en een warm hart naar elkaar kijken en elkaar omarmen. We hebben elkaar nodig in deze seculariserende wereld.”

Kritische vragen bij wet Meer ruimte voor nieuwe scholen

Prof. dr. Renée van Schoonhoven, hoogleraar onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, heeft vragen bij de wet Meer ruimte voor nieuwe scholen. Onder meer over de toets die de onderwijsinspectie doet naar het onderwijsprogramma van de nieuwe school.

„Aan welke criteria toetst de inspectie het onderwijs van de nieuwe school?” Dit thema raakt volgens de hoogleraar aan de vrijheid van stichting. „Ik hoop dat we de duidelijkheid snel krijgen, dus ruim voor de datum van 1 juni 2021, het moment dat initiatiefnemers aanvragen kunnen indienen.”

Van Schoonhoven heeft moeite met de bepaling dat een bestuur van een school die moest stoppen vanwege onvoldoende kwaliteit, daarna niet opnieuw een aanvraag kan indienen.

Niettemin is Van Schoonhoven tevreden met de nieuwe wet. „Een van de dingen die mij erg aanspreken is dat in een gemeente of regio de initiatiefnemers voor een nieuwe school eerst het gesprek aan moeten gaan met de bestuurders van bestaande scholen

Verder ben ik blij dat Slob het richtingenbegrip voor het bestaande scholenbestand niet loslaat. Dat betekent de redding voor laatste scholen van een bestaande richting.”

Volgens Van Schoonhoven biedt de wet biedt ook kansen, „met name voor richtingen die op grond van demografische gegevens geen kans maken op een school. Straks mogen initiatiefnemers op grond van ouderverklaringen aantonen dat hun school levensvatbaar is. Ik verwacht dat door deze wet bijvoorbeeld het aantal islamitische scholen zal toenemen.”