https://images4.persgroep.net/rcs/33zndCjs0T6vKa5h6bZvP3f8gzc/diocontent/171050778/_fitwidth/1240?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.9
Marie Vinck: 'Ik moet mijn romantische kijk op het kunstenaarschap laten varen.’Beeld Charlie De Keersmaecker

Marie Vinck: ‘Empathisch zijn, is belangrijk. ‘Fuck you’ zeggen is dat ook’

by

Actrice en theatermaakster Marie Vinck (37) heeft dolle jaren achter de rug. Met theatercollectief FC Bergman maakte ze vijfsterrenvoorstellingen, met Callboy-acteur Stef Aerts een dot van een dochter. Ziedaar een leven op kruissnelheid, denkt een mens dan. Maar nee, hoor. ‘De rode draad in mijn leven? Existentieel gespartel.’

✦Exclusief voor abonnees door Stef Selfslagh29 mei 2020, 11:00

Heel even overweegt Marie Vinck om dit interview in de categorie fictie te doen belanden. “Ik heb altijd bewonderd hoe Hugo Claus tijdens interviews van alles verzon. Ik vraag me soms af of ik dat ook niet moet doen. De geveinsde ­werkelijkheid is niet per se minder interessant dan de ­waarheid. Maar ik weet nu al dat ik toch eerlijk ga zijn tegen jou. Als het erop aankomt, heb ik een té grote drang naar authenticiteit.”

“Het gevolg is wel dat ik mezelf onuitstaanbaar zal ­vinden wanneer ik dit interview lees. Aansteller, zal ik ­denken. Flauwe mie. Mijn eigen woorden gedrukt zien staan, is voor mij hetzelfde als thuis mensen over de vloer krijgen: ik zie dan ineens niks dan rommel liggen.” (lacht)

BIO * geboren in Antwerpen, op 3 januari 1983 * studeerde Germaanse Talen aan de Universiteit Antwerpen * volgde de drama-opleiding aan het Herman Teirlinck Instituut * speelde o.m. mee in de films Loft en Sprakeloos en de tv-series 13 Geboden en Zone Stad * mede-oprichtster van toneelgezelschap FC Bergman * dochter van actrice en regisseur Hilde Van Mieghem * is samen met acteur en theatermaker Stef Aerts * heeft één dochter: Gloria (3) * woont in Borgerhout, Antwerpen

We zitten tegenover elkaar aan de anderhalve meter brede eettafel in haar pas verbouwde huis in Borgerhout. De zon glijdt door het dakraam naar binnen, Klara speelt iets frivools van Bach, er staan heerlijk geurende koppen koffie binnen handbereik, niets doet vermoeden dat ons gesprek plaatsvindt in een tijdsgewricht dat door zelfverklaarde ­futurologen ‘een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de mensheid’ wordt genoemd.

Toch blijkt al tijdens de eerste ronde van ons vraag- en antwoordspel dat de smeerlap genaamd Covid-19 ook het leven van Marie Vinck grondig overhoop heeft gehaald. “In het begin van de lockdown heb ik echt een paar dagen ­moeten rouwen. Stef en ik hadden een geweldige zomer in het vooruitzicht: we zouden twee weken in Avignon gaan spelen, we waren de eregasten van een theaterfestival in Bologna én we zouden voor het eerst in New York optreden. Dat viel plots allemaal weg en daar had ik het aanvankelijk erg moeilijk mee. Ik voelde me verdrietig, wist niet hoe ik aan de dag moest beginnen, alles kostte me ontzettend veel moeite. Maar na een dag of vier was dat voorbij. Dat het coronavirus gaten in onze agenda heeft geschoten, is een luxeprobleem. Andere mensen hebben veel meer redenen tot klagen dan wij.”

https://images4.persgroep.net/rcs/Yln5y1MyavUqS11MaX_8PchoDJU/diocontent/171050819/_fitwidth/1240?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.9
‘Dat kunstenaars al blij mogen zijn dat ze wat geld verdienen: die ideeën heb ik al zo vaak gehoord dat ik ze bijna zelf ben gaan geloven.’Beeld Charlie De Keersmaecker

“En de quarantaine heeft ook zijn mooie kantjes: ik breng nu aanzienlijk meer tijd door met mijn dochter. Mijn band met Gloria is de voorbije weken nog inniger geworden. Ik geniet van alle wonderbaarlijke dingen die ze zegt en doet.

“Minder prettig is dan weer dat ik niet genoeg tijd heb om te werken. Vóór de lockdown werkten Stef en ik elk negen uur per dag. Nu wisselen we elkaar af: soms zorg ík voor Gloria en gaat Stef een paar uur op de zolder werken, de volgende keer blijft Stef bij Gloria en is het aan mij om naar boven te trippelen. Dat is overzichtelijk, maar het is ­lastig om binnen strak afgebakende tijdsblokken creatief te zijn. Het gebeurt dat ik op zolder naar mijn blad papier zit te staren en denk: ‘Snel, Marie, een idee. Zo meteen moet je weer naar beneden.’ Lastig, als je verbeelding niet van ­tijdsdruk houdt. (lacht)

“Ik vraag mij nog altijd af of ik sinds de geboorte van Gloria een betere of een slechtere kunstenaar geworden ben. Ik ben efficiënter geworden, dat staat vast. Maar of ik ook betere voorstellingen maak, daar ben ik nog niet uit. Vroeger zaten we met de Bergmannen vaak tot ver na ­middernacht oeverloos te lullen. Daar kwamen geregeld straffe ideeën uit voort. Maar voor dat soort ongebreideld mijmeren heb ik tegenwoordig veel te weinig tijd.”

Misschien moet ze haar kunstenaarschap toch maar eens combineren met een prikklokmentaliteit, zeg ik. Tussen negen en vijf schoonheid creëren en nadien de planten gieten en met de kinderen gaan spelen. “Ik denk dat ik mijn romantische kijk op het kunstenaarschap – of toch op het wordingsproces van kunst – stilaan moet laten varen, ja. Uiteindelijk maakt het niet uit hoe een kunstwerk tot stand komt. Of je het in een kantoortje tijdens de werkuren ­concipieert of in een café tijdens een nachtelijke doorzak­sessie, is bijzaak. Het enige wat telt, is het resultaat.”

Arme wij

Voor het virus ons onderuit schoffelde, verkeerde Marie Vinck in een creatieve staat van genade. FC Bergman, het theatergezelschap dat ze samen met Stef Aerts, Thomas Verstraeten en Joé Agemans uit de dorre Vlaamse grond stampte, werd door zowel leken als kenners de theater­hemel ingeprezen. Bovendien acteerde ze samen met lief Stef in de bejubelde Ivo van Hove-productie Freud en zou ze vijftien jaar na De kus nog eens een hoofdrol spelen in een Vlaamse film: Ritueel van Hans Herbots.

Maar Covid-19 maakte Marie Vinck, en bij uitbreiding alle kunstenaars die beroepshalve een podium nodig hebben, onzichtbaar. Ik vraag of ze de voorbije weken al lang en koortsig heeft nagedacht over de post-coronaversie van haar beroep.

“De technisch directeur van Het Toneelhuis heeft al ­berekend hoeveel toeschouwers er in de Bourla passen als er tussen hun lichamen anderhalve meter afstand moet zijn: 180 in plaats van 700. Dat is een stuk minder dan we gewend zijn, maar dan spelen we onze voorstellingen in de toekomst maar wat vaker. We zouden onze stukken ook live kunnen streamen, maar dan moeten we ze inhoudelijk aanpassen. En dat zijn we voorlopig nog niet van plan. Noem mij naïef, maar ik denk nog altijd dat de huidige situatie ­tijdelijk is en dat we de verloren tijd wel zullen kunnen ­inhalen. Al wordt het moeilijk om nog in het buitenland op tournee te gaan. Wij zijn ooit met een ploeg van dertig man naar Hongkong gevlogen. Voor amper twee voorstellingen. Dat is, al was het maar in ecologisch opzicht, niet meer te verantwoorden.”

In een brief aan de regering vroegen driehonderd Belgische kunstenaars onlangs ‘buitengewone steunmaat­regelen voor de culturele sector’. Is dat een oproep die ook ten huize Vinck gesteund wordt? “Zeker. Al zal je mij zelfs vandaag niet aan de frontlinie zien staan. Ik vind het heel moeilijk om te zeggen: arme wij. Omdat ik dan onmiddellijk denk aan de mensen die het nog lastiger hebben dan wij. De zorgverleners, bijvoorbeeld. Maar ik geef toe dat dat een reflex is die mij deels door de buitenwereld is opgedrongen. In Vlaanderen denken veel mensen dat kunstenaars niet echt werken. Dat ze al blij mogen zijn als ze met hun hobby wat geld verdienen. Ik heb die paternalistische ideeën over kunstenaars al zo vaak gehoord dat ik ze bijna zelf ben gaan geloven. Ten onrechte, want ook de culturele sector ­vertegenwoordigt heel veel inkomsten en jobs.”

https://images3.persgroep.net/rcs/Sl2re_fU0lQe18iQL7dK9A1iMBg/diocontent/171050922/_fitwidth/1240?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.9
‘Mijn manier om van Stef te houden is: op voorhand al een beetje afscheid van hem nemen.'Beeld Charlie De Keersmaecker

Omdat iemand het moet doen, gaan we op zoek naar een sluitende functieomschrijving van kunstenaars. Al ­reflecterend belanden we bij een zin die ze een tijd geleden in een interview dropte: “Kunst maken, is de zwartheid van het bestaan weergeven met schoonheid”. Horen ­kunstenaars ons dan niet zonder mededogen met de neus in de stront te duwen?

“Kunst mag zeker ontregelen. Ik heb in mijn leven al voorstellingen gezien waar ik dagenlang niet goed van ben geweest. Die mij helemaal in de war hebben gebracht. Maar er moet ook troostende kunst zijn, vind ik. We zijn in dit harde, koude leven toch allemaal op zoek naar gerust­stelling. Naar een hand op onze schouder, naar iemand die zegt: het is oké om niet perfect te zijn.

“Wat wij bij FC Bergman doen, is in essentie: onszelf troosten. Stef, Thomas, Joé en ik maken het ons niet gemakkelijk in het leven. Wij laten ons opjagen door onze ­sterfelijkheid, wij stellen ons telkens opnieuw de vraag:

hoe maken we van dit ene leven iets uitzonderlijks, iets ­betekenisvols? Daar komt heel wat existentieel gespartel bij kijken. Maar door onze eeuwige twijfels in onze voorstellingen te verwerken, verzachten we ze ook. Zeggen we tegen onszelf: we kunnen alleen maar zijn wie we zijn. En het leven bestaat niet enkel uit hoogtepunten. Voor ons is dat een verlichtende gedachte.”

Behalve troostend kan kunst ook therapeutisch zijn, zo blijkt. In het Canvas-programma Winteruur droeg ze eind vorig jaar een tekst voor van Rainer Maria Rilke: ‘Wij ­hebben geen reden tot argwaan jegens onze wereld, want zij is niet tegen ons. Heeft zij verschrikkingen, dan zijn het ónze verschrikkingen; zijn er gevaren, dan moeten wij proberen ze lief te hebben’. De tekst van Rilke leerde haar dat ze haar angsten kan verkleinen door ze te koesteren.

“Lach niet, maar ik heb een overgeeffobie: ik huiver ­werkelijk bij de gedachte dat ik moet overgeven. Als Gloria zegt dat ze buikpijn heeft, beginnen mijn handen te zweten, piekt mijn hartslag en wil ik zo hard mogelijk weglopen. Gewoon omdat ik dan denk: misschien heeft ze buikgriep, is dat besmettelijk, en moet ik straks overgeven. De woorden van Rilke hebben mij geleerd om niet tegen die fobie te vechten, maar om ze te accepteren. Om mijn angst bewust te voelen en te beseffen: angst is maar angst. Je gaat er niet dood van. Door angstgevoelens weg te duwen of te negeren, worden ze alleen maar groter. Door ze toe te laten, ­vervliegen ze sneller. Dat is een inzicht waar ik in mijn leven al veel aan gehad heb.”

Zwijg, Marie

Op haar 37ste heeft Marie Vinck al meer film- en tv-rollen gespeeld dan Georges Leekens voetbalclubs heeft getraind. En toch was er ooit een tijd waarin ze alles behálve een actrice wou worden. Als dochter van regisseur Hilde Van Mieghem had ze haar hele jeugd in het film- en theater­milieu doorgebracht. Het leek erop dat ze daar Obelixgewijs een levenslange verzadiging aan had overgehouden.

https://images4.persgroep.net/rcs/QAnFGfyKTVeTpkXPID5vzxH60Ek/diocontent/171050850/_fitwidth/1240?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.9
‘Het laatste wat ik wou, was in de voetsporen van mijn moeder treden. Ik wilde wég uit dat acteurswereldje  en was klaar om mijn eigen ding te doen.’Beeld Charlie De Keersmaecker

“Het laatste wat ik wou, was in de voetsporen van mijn moeder treden. Ik wilde wég uit dat acteurswereldje. Na de middelbare school ging ik Germaanse Talen studeren, klaar om mijn eigen ding te doen. Maar toen ik twintig was, vroeg mijn moeder mij om de hoofdrol te spelen in De kus. En ­tijdens de opnames van die film heb ik moeten toegeven dat ik toch méér had met acteren dan ik dacht. Ik genoot ervan, het was echt iets voor mij. Ik heb mijn studies Germaanse Talen nog afgemaakt en me meteen daarna ingeschreven aan het Herman Teirlinck Instituut.”

Ze speelde in films als Loft en Sprakeloos en tv-series als De Kavijaks en Zone Stad. Maar ondertussen is acteren in haar leven hooguit nog een bijberoep. De actrice is een maakster geworden. En dat zat er al een hele tijd aan te komen. “Toen ik in De kus meespeelde, liet ik mij nog ­zonder tegenpruttelen regisseren: ik vroeg mijn moeder wat ik moest doen en deed het. Maar zeven jaar later, toen ik een van de hoofdrollen vertolkte in Smoorverliefd, ging ik voortdurend met haar in discussie. ‘Mama, zo’n zin zou mijn personage toch nóóit uitspreken?’ Of: ‘Zou je je camera niet beter wat meer naar rechts zetten? Dan kan je die scène veel mooier in beeld brengen.’ Op een gegeven moment zei mijn moeder, niet onterecht: ‘Zwijg, Marie. Je bent hier om te acteren. Niet om te regisseren.’” (lacht)

Bij FC Bergman zit ze vandaag wél mee aan de regieknoppen. En met succes. Vooral Les pêcheurs de perles, de dwarse FC Bergman-bewerking van de opera van Georges Bizet, en JR, hun toneeladaptatie van de gelijknamige roman van William Gaddis, deden toeschouwers en recensenten met superlatieven gooien. “Ik neem de complimenten dankbaar in ontvangst”, zegt Vinck. “Maar ik vraag me tegelijkertijd af of de verwachtingen over FC Bergman langzamerhand niet té hoog worden. Wat moeten we de volgende keer nog doen om de mensen te verrassen, denk ik soms.

“Los daarvan geniet ik veel meer van het creëren dan van het acteren. Zeker in het theater. Daar heb ik als actrice toch nooit helemaal mijn vrijheid gevonden. In het theater is er altijd die enorme ruimte waar je als actrice je plaats in moet vinden. Dat publiek dat zo ver weg zit dat het de blik in je ogen niet kan lezen. Een filmcamera is geruststellend ­dichtbij: hij registreert de kleinste beweging en de ­miniemste stembuiging. Dat laat mij toe om wat ­ingetogener, wat minder nadrukkelijk te acteren.”

Nooit naar Merksem

Drie jaar geleden castte Marie Vinck zichzelf voor de rol van haar leven: die van mama. Haar ogen worden diamanten wanneer ons gesprek zichzelf richting Gloria manoeuvreert. Ik vraag of zij en Stef elkaar al papa en mama noemen ­wanneer hun dochter er niet bij is.

(lacht) “Mijn god, nee. Als je dát begint te doen, ben je als koppel verloren. Maar ik denk niet dat Stef en ik het ooit zover gaan laten komen. Wij hebben een paar jaar geleden nogal moeilijke gesprekken gevoerd over kinderen. Stef was er eigenlijk nog lang niet aan toe, en ik al heel lang wél. We kregen onze gedachten over het ouderschap niet echt op elkaar afgestemd. Op een nacht voerden we in ons bed het zoveelste kinderwensgesprek. Na een lange stilte hoorde ik Stef plots met een klein stemmetje zeggen: ‘Oké, dan. Maar we gaan toch niet in Merksem wonen, hè?’ Merksem, een randgemeente van Antwerpen, was voor hem hét symbool van bakfietsburgerlijkheid.” (lacht)

In een Humo-interview verklaarde ze: “Ik kon pas een kind krijgen toen ik aanvaard had dat ik misschien niet heel mijn leven zou samenblijven met de vader. Het idee dat dat wél zou moeten om een kind te mogen hebben, benauwde me.” Houdt ze dan rekening met de eindigheid van haar relatie met Stef?

“Ja. Niet dat ik twijfels heb over onze relatie. Integendeel: de geboorte van Gloria heeft de band tussen Stef en mij nog versterkt. Maar als het op een dag niet anders kan, moeten we wel uit elkaar kunnen gaan zonder dat we het gevoel hebben dat we Gloria met een levenslang trauma opzadelen. Een echtscheiding hóéft voor een kind niet traumatisch te zijn. Mijn eigen ouders zijn gescheiden toen ik drie was. Ik heb niet het gevoel dat ik daar zwaar onder geleden heb.”

Niet alle koppels zijn bereid om in de fleur van hun liefdesleven de mogelijkheid van een breuk onder ogen te zien, zeg ik. Veel geliefden zouden alleen al bij de gedachte aan een scheiding in puin vallen. “Bij mij is het omgekeerd: ­precies omdát ik mijn relatie niet als vanzelfsprekend beschouw, doe ik er ook meer moeite voor. Mijn manier om van Stef te houden is: op voorhand al een beetje afscheid van hem nemen. Ik vind dat geen devaluatie, maar een ­verrijking van onze relatie. Veel mensen horen hun partner wellicht liever zeggen: jij bent mijn alles, zonder jou kan ik niet leven. Dat klinkt romantischer dan: ik kan best leven zonder jou, maar laten we een fijne tijd hebben zolang we samen zijn. Maar ik denk dat je ook binnen de grenzen van de waarheid de romantiek kan opzoeken. Dat liefde niet per se gebaseerd moet zijn op een leugen met wederzijdse ­toestemming.”

Een empathische fuck you

Ik lees een fragment voor uit de column die haar moeder schreef toen Gloria voor het eerst in de grootouderlijke woning kwam logeren: ‘Marie is er niet gerust in. Ze kijkt me aan alsof ik een vreemde ben die geen idee heeft hoe je met baby’s omgaat. Gloria daarentegen kijkt me stralend aan. Zij is er klaar voor, haar moeder duidelijk niet.’

“Ik ben inderdaad een bezorgde mama”, zegt Marie voor ik een vraag kan stellen. “Ik kan soms minutenlang vertwijfeld aan het bed van Gloria staan. Heeft ze het nu te warm of te koud? Ik zal haar dekentje maar wat laten zakken. Of nee, dan gaat ze misschien wakker worden. Maar wat als ze het te warm krijgt? Shit. Wat moet ik doen? Dát soort interne monologen. (lacht) Gelukkig ben ik ook een erg lieve en attente mama. Ik ben geen chaoot: ik kan echt met mijn volle aandacht bij Gloria zijn.”

https://images0.persgroep.net/rcs/Iag5TkjKI7zQKqmPIkc4ORWN8-E/diocontent/171050886/_fitwidth/1240?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.9
‘Ik huppelde rond in een wereld die ze bij Kind & Gezin niet meteen kindvriendelijk zouden noemen. Mijn leven had weinig of geen structuur, maar ik vond het heel gezellig.’Beeld Charlie De Keersmaecker

Keert ze in haar hoofd vaker terug naar haar eigen ­kindertijd, nu ze zelf een dochter heeft? “Ja. En dat helpt me om mijn bezorgdheden als mama enigszins te relativeren. Ik ben opgegroeid in het huis van mijn moeder. Dat zat altijd vol volwassenen die zware sigaretten rookten en nog zwaardere gesprekken voerden. Mijn leven had weinig of geen structuur, ik huppelde rond in een wereld die ze bij Kind & Gezin niet meteen kindvriendelijk zouden noemen. Maar toch vond ik het thuis heel gezellig en heb ik warme herinneringen aan mijn kindertijd. Dat doet mij vermoeden dat ik vandaag, als mama, wellicht té strenge maatstaven hanteer. Ik let er bijvoorbeeld nogal strikt op dat Gloria gezond eet. Maar mijn eigen schoolmaaltijden bestonden vroeger uit een Fanta en een broodje martino. En toch is het ook met mij goed gekomen.” (lacht)

De band met haar eigen moeder is hecht, op het symbiotische af. Heeft de komst van Gloria de twee-eenheid verbroken? “Nee. Wat ik niet zo leuk vond, is dat mijn moeder en ik een tijdlang enkel over Gloria leken te kunnen praten. We zagen elkaar alleen nog wanneer ik Gloria kwam afzetten of oppikken, vandaar. Maar de laatste tijd beginnen we weer oog te krijgen voor elkaar. En daar ben ik blij om.”

De vader in mij informeert of ze ook met haar papa een band van betekenis heeft. “Absoluut. Een hele goeie zelfs. Maar mijn vader is een eenzaat. Hij blijft het liefst van al thuis. Hij runt een impresariaat (Kris Vinck & Partners, red.) waarmee hij acteurs en actrices zakelijk begeleidt. Maar je zal hem nooit op recepties zien, want daar heeft hij een hekel aan. Mijn vader is qua karakter de volmaakte tegenpool van mijn moeder: zij is flamboyant en impulsief, hij voorzichtig en gesloten. Eigenlijk lijk ik veel meer op mijn vader dan op mijn moeder.”  

We zijn ondertussen al aan onze vierde koffie toe, en nog altijd weigert mijn vragenlijst zichzelf weg te cijferen. Gelukkig is mijn gesprekspartner lijdzaam en barmhartig. “Wat ik Gloria prioritair wil meegeven? Zelfvertrouwen. Een positieve kijk op de wereld. En een groot geloof in andere mensen. Ik hoop dat Gloria later geen angstige vrouw wordt. Dat ben ik zelf ook niet. Ik ga uit van het goede in mensen. En dat vertrouwen is nog nooit beschaamd geweest.”

“Stef heeft een veel somberder mensbeeld. Toen Gloria voor het eerst naar school moest, vond hij dat vreselijk. ‘We sturen onze dochter naar de hel op aarde’, zei hij. ‘Kinderen zijn kutwezens voor elkaar.’ Terwijl ik alleen maar dacht: Wát? Zo’n kleuterschool is toch één grote speeltuin?” (lacht)

Heeft het moederschap van haar een beter mens gemaakt? “Een empathischer mens, vooral. Een van de redenen waarom ik zo graag een kind wilde, was dat ik het beu was om voortdurend met mezelf bezig te zijn. Ik wilde voor iemand kunnen zorgen. Mijn blik naar buiten richten in plaats van naar binnen. Dat is gelukt: ik heb mezelf succesvol uit het centrum van mijn eigen belangstellingswereld gekatapulteerd. (lacht) Maar ik moet uitkijken dat ik mezelf niet verlies. Ik heb een beetje een zorgcomplex: ik zorg graag en goed voor anderen, maar het gaat soms ten koste van mezelf.

“Het probleem is dat ik heel streng ben voor mezelf. Ik vraag me voortdurend af of ik wel een goed iemand ben. En ik heb heel vaak het gevoel dat dat niét zo is. Ik ben onlangs zelfs in therapie gegaan om me van mijn Moeder Teresa-­neigingen te verlossen. Ik ben 37, op die leeftijd zou ik toch met andere dingen bezig moeten zijn dan met anderen te behagen? Ik moet dringend wat je-m’en-foutisme ­kweken. Wat vaker zeggen: schijt omhoog, los het op, trek uw plan. Empathisch zijn, is belangrijk. Maar ‘fuck you’ ­zeggen ook.”

Ik wacht niet tot ze me, de daad bij het f-woord voegend, uit haar huis flikkert en verklaar onze tête-à-tête voor beëindigd.

Bij het afscheid nemen, geven we elkaar om corona­redenen geen hand. Ook kussen we elkaar niet. Ik stap in mijn auto en rij niet naar Merksem.