‘In crisissituaties is de mens geneigd tot samenwerken. Dat is onze geheime superkracht’
by Bor BeekmanHet was een hoofdstuk in De meeste mensen deugen, de bestseller van Rutger Bregman. En nu wordt de geschiedenis van de op een eiland gestrande Tongaanse schooljongens een Hollywood-film.
“Dit is de echte Lord of the Flies”, schreef Rutger Bregman (32) in zijn bestseller De meeste mensen deugen. “En wat blijkt: het is een hartverwarmend verhaal. Het is een verhaal waar liedjes en romans, toneelstukken en blockbusters aan zouden moeten worden gewijd.”
Hij moest er een poosje voor speuren, maar toen vond de Nederlandse historicus wat hij zocht: een historische tegenhanger voor de klassieke, fictieve roman van William Golding (uit 1954) over een groep Engelse schooljongens die overleven op een onbewoond eiland. Echte kinderen – zes Tongaanse schooljongens – die daadwerkelijk aanspoelden op zo’n eiland, in 1965, maar anders dan de personages in Lord of the Flies níét vervielen in een darwinistische machtsstrijd of gruwelijke animistische spelletjes. Anekdotisch bewijs tégen de ‘vernistheorie’, de door Goldings boek gepropageerde en door Bregman verworpen veronderstelling dat het kleine beetje menselijke beschaving zich zó laat wegkrabben.
Het hoofdstuk over Tevita, Sione, Luke, Fatai, Kolo en Mano, na vijftien maanden gezond en wel gered door een toevallig passerende Australische kapitein, werd vorige week voorgepubliceerd in de Britse krant The Guardian, vanwege de Engelse vertaling van De meeste mensen deugen (titel: Humankind). En het boekfragment veroorzaakte prompt een biedingsoorlog in Hollywood: diverse grote studio’s aasden op de filmrechten van het avontuur. “Ik kan het bevestigen noch ontkennen”, zegt Bregman over de telefoon, gevraagd of de betaalzender Netflix ook meebood. Er klinkt een rollende lach. “Dat heb ik altijd al eens willen zeggen!”
De Nederlander werd als eigenaar van dat verhaal beschouwd, door de geïnteresseerde studio’s. “Omdat jij het viraal hebt laten gaan, is het juridisch gezien ineens ook van jou. Best fascinerend, dat het zo werkt. Maar voor mij voelde dat helemáál niet goed. Ik schreef het op in mijn boek en dat stuk in The Guardian is acht miljoen keer gelezen, maar dit verhaal wordt lokaal al decennia lang verteld. Het is ook al eerder opgeschreven, bijvoorbeeld door de kapitein Peter Warner in zijn zelfgepubliceerde memoires.”
De Hollandse historicus, de 89-jarige kapitein en de vier nog levende Polynesische oud-klasgenoten kwamen digitaal bijeen, op Zoom, en kozen voor het ‘zeven cijfers’ tellende aanbod van New Regency, het filmbedrijf achter titels als 12 Years a Slave, The Revenant en Bohemian Rhapsody. Bregman doneert zijn deel van de opbrengst van de verkoop aan Tongaanse goede doelen. “Nu wordt hun avontuur na vijftig jaar ineens een grote Hollywood-film – het voelt nog steeds onwerkelijk. In de loop der jaren zijn er wel wat journalisten en documentairemakers mee bezig geweest, een van hen heeft mij ook geholpen bij mijn research, maar het verhaal van de jongens heeft nooit het grote publiek bereikt. Toen ik er in 2017 op stuitte, kon ik dat bijna niet geloven: waarom is dit niet wereldberoemd?”
Ja, waarom niet?
Rutger Bregman: “Twee grotere redenen, denk ik. De eerste is dat het geen witte jongens zijn. Geen Britse kostschoolkinderen, maar Tongaanse. Een andere reden is dat áls je mensen deze geschiedenis als fictie vertelt, ze vermoedelijk zeggen: jaaah, wat een overdreven sentimenteel verhaal, zo zou dat nóóit gaan, zéér onrealistisch, je hebt niks van kinderen begrepen, niks van de menselijke natuur...”
Deze echte Lords of the Flies maakten van twee kokosnoten, wat wrakhout en staaldraden een gitaar. En begonnen en eindigden elke dag met zang en gebed.
“De jongens waren enorm praktisch en vindingrijk, goeie vrienden ook – dat bleek cruciaal om te overleven. Het waren heus geen engelen, maar áls ze ruzie hadden, losten ze het op. Ze hadden allerlei vaardigheden die je hebt als je opgroeit in Tonga, een kleine eilandengroep in de Stille Oceaan, met een heel coöperatieve cultuur die er van jongs af aan wordt ingewreven: je moet het samen doen.
“Maar daaronder is nog iets aan de gang, denk ik: namelijk dat mensen in crisissituaties überhaupt geneigd zijn om samen te werken. Mijn boek ging vooral daar over: de vraag of er ooit een echte Lord of the Flies is geweest en hoe kinderen dan reageerden. Áls we Lord of the Flies tot verplichte leerstof maken voor miljoenen kinderen, wat zeker in Engeland en Amerika het geval is, laten we dan óók vertellen over die ene keer dat kinderen echt aanspoelden op een eiland.”
Zit er voldoende drama in voor een goede film?
“Dat denk ik wel. In de strijd tegen de natuur, die deze jongens voerden, hebben ze echt wel bizarre dingen doorgemaakt. Er was ook eenzaamheid, vertwijfeling. Een vlot dat ze probeerden te maken werd kapotgeslagen in de golven.
“‘Ata, het eiland waar ze overleefden, heeft geen witte stranden met palmbomen, het is een grote rots die uit de oceaan steekt. Er is een Spaanse avonturier met een bedrijfje in de regio, die rijke mensen op eilanden dropt om ze zo’n cast away experience te bieden, schijnbaar hebben CEO’s met een midlifecrisis daar behoefte aan. ‘Ata werd ooit getest, voor dat doel, maar te zwaar bevonden: daar kon je mensen niet heen sturen.”
In je boek De meeste mensen deugen pleit je voor films met een meer optimistisch mensbeeld, zoals Love Actually. Waarom is dat belangrijk?
“In mijn boek citeer ik Stanley Kubrick over de killer ape-theorie, een in de jaren zestig populaire theorie dat de mens geboren is als een soort bloeddorstig monster. Kubrick zei: dat is een realistisch beeld. Dat zie je dan ook in films doorwerken, van zijn film 2001: A Space Odyssey tot Planet of the Apes.
“Maar sindsdien is de wetenschap gekanteld. Geen serieuze wetenschapper gelooft nog in die killer ape-theorie. Het is eerder andersom: biologen hebben het over survival of the friendliest. Dat de vriendelijkere types de meeste kinderen kregen, en zo hun genen doorgaven in onze evolutie. Dat we zo goed kunnen samenwerken als de geheime superkracht van onze soort. Misschien wordt het tijd om dáár eens films over te maken.”
Die valse killer ape-theorie leverde wel goeie films op.
“Ja, en ik heb óók zitten smullen van Game of Thrones. Een serie met draken is misschien al niet erg realistisch. Maar het gemak waarmee die mensen zwaarden bij elkaar binnenschuiven, dat slaat helemaal nergens op. Onze soort is wel tot geweld in staat, maar niet zomaar.
“Kijk, wij mensen zíjn de verhalen die we aan elkaar vertellen. Decennialang waren dat best cynische verhalen, en ik geloof niet dat cynisme ons verder gaat helpen. De keuze om hoop centraal te stellen, niet alleen in films, maar ook in literatuur of fotografie, dát is volgens mij de nieuwe avant-garde.”
In welke mate blijf je betrokken bij de productie?
“Ik word executive producer.” Weer klinkt er een lach. “Ook nooit gedacht. Een sprookje. Maar tegen de tijd dat de film klaar is, zijn er vast heel veel executive producers.”
------------------------
Lof én kritiek voor Rutger Bregman
Rutger Bregman reisde voor de research van zijn boek De meeste mensen deugen naar Australië. Daar sprak de historicus twee van de Polynesische mannen die in de jaren zestig als échte Lords of the Flies, aanspoelden op het onbewoonde eiland ‘Ata, en de kapitein die de zes schooljongens redde. De Tonganen (twee van de zes zijn inmiddels overleden) worden betrokken bij de opnamen van de vorige week aangekondigde Hollywood-speelfilm, als consultants. “Culturele authenticiteit was heel belangrijk bij ons besluit met welke partij we in zee gingen”, zegt Bregman. “Een duidelijke belofte dat de studio niet Justin Bieber en nog vijf witte jongens inhuurt.”
Bregman mag dan veel lof krijgen, sinds de publicatie van het verhaal is er ook kritiek vanuit Tonga op de manier waarop ‘hun’ verhaal wordt verteld. Zo vindt de Tongaanse schrijfster Meleika Gesa het vreemd dat uitgerekend Bregman aandacht krijgt voor het vertellen van het verhaal. Daarnaast vindt ze ook dat Bregman voor het vertellen van het verhaal te veel leunt op het geheugen van de Australische zeeman, die zich in het verhaal ontpopt als een soort ‘witte redder’. De Tongaanse jongens (inmiddels mannen) zouden volgens Gesa zelf hun verhaal moeten kunnen doen. Dan had Bregman zich ook gerealiseerd dat ze het avontuur niet overleefden dankzij de zeeman, maar dankzij hun eigen cultuur, die hen alle vaardigheden had bijgebracht om te overleven in het geval van een schipbreuk, schrijft Gesa op de Nieuw-Zeelandse site The Spinoff. “Ik hoop dat het verhaal wordt gemaakt door een Tongaanse regisseur en dat er Tongaans wordt gesproken in de film. Dat de Tongaanse mannen het recht krijgen om hun eigen verhaal te vertellen.”
Ook Bregman krijgt nog een veeg uit de pan van Gesa: “Wit zijn maakt het mogelijk te denken dat je je alles maar kan toe-eigenen. Kijk maar naar wie het artikel schreef. Hoe kan je nu een verhaal ‘ontdekken’ dat talloze malen gedeeld is door de mensen die het hebben meegemaakt?”