Het nieuwe normaal in het strafrechtsbedrijf? (COLUMN)
Crisissen leiden tot narigheid, verwarring en haastig genomen maatregelen. Vanwege de crisis die is ontstaan door het coronavirus zijn dergelijke gevolgen ook in het strafrechtsbedrijf zichtbaar.
Door Nico Meijering
Van verreweg de meeste narigheid is sprake bij gedetineerden en hun naasten. Zij mogen elkaar vanwege het bezoekverbod al maanden niet zien. De advocatuur is ook geraakt, vanwege het wegvallen van werk. Rechters en officieren van justitie hebben kopzorgen om het rechtsbedrijf draaiende te houden. Zij worden hierbij geholpen door de politiek die met noodregelgeving is gekomen. Zo zijn in ijltempo de wettelijke mogelijkheden verruimd om zittingen door middel van elektronische communicatiemiddelen te laten plaatsvinden. Lees: instemming van verdachte en advocaat is niet meer nodig om zonder hun fysieke aanwezigheid zaken inhoudelijk af te doen. Met weer narigheid voor verdachten tot gevolg. Een verdachte kan zijn zaak met zijn advocaat immers nooit optimaal bepleiten middels een telefoon- of videoverbinding. En alléén de advocaat zonder cliënt in de rechtszaal verhindert weer noodzakelijk vertrouwelijk overleg om direct in te kunnen spelen op ontwikkelingen op zitting.
Ook de verwarring was en is nog steeds groot in het strafrecht. Een eenduidig beleid van de verschillende rechtbanken, parketten van het OM en de penitentiaire inrichtingen ontbreekt. Het gebrek aan communicatie en samenwerking met de advocatuur laat voorzichtig uitgedrukt te wensen over. Zo werd in het grote Marengo-liquidatieproces zonder overleg met advocaten bepaald dat de zittingen van deze maand zonder aanwezigheid van de verdachten zouden plaatsvinden. Er zou slechts één uur video-zitting per verdachte worden uitgetrokken en pleitnota’s dienden van tevoren toegezonden te worden om vervolgens op zitting samengevat te worden door de voorzitter. Onderzoekswensen mochten niet gedaan worden. Voor het bijwonen van zaken van medeverdachten moest zelfs een gemotiveerd verzoek tot de rechtbank gericht worden. ‘Het is even niet anders’, eindigde het bericht van de rechtbank. Nadat mijn kantoor vervolgens de handdoek in de ring gooide, liet de rechtbank weten zulks te betreuren omdat ‘het voor de rechtbank sterk de voorkeur heeft om met elkaar in gesprek te blijven’. Probleem was echter nu juist dat het gesprek helemaal niet was aangegaan.
De rechtbank Amsterdam liet recent ook van zich horen in een grote zaak van mijn partner Leon van Kleef. De rechtbank wilde afgelopen woensdag plotseling op stel en sprong een extra zitting inplannen op vrijdag na Hemelvaartsdag. Twee dagen later dus. Nu moet u weten dat Van Kleef al decennia tot de top 5 van de hardst werkende advocaten van ons kantoor behoort en vanwege zijn volle agenda altijd op vakantie geknuppeld moet worden. Een extra zitting was simpelweg niet mogelijk voor hem, zo liet hij de rechtbank weten. Maar de rechtbank liet het er niet bij zitten en stuurde de griffier via e-mail en zelfs tegen zeven uur ‘s avonds telefonisch op zijn dak (de meeste rechters praten namelijk liever niet zelf met advocaten). Letterlijk stond in de e-mail: ‘Van uw kantoor heeft de rechtbank begrepen dat u vrijdag verhinderd bent. De rechtbank wil graag weten of dit voor de hele dag geldt en verzoekt u vriendelijk uw verhindering ook toe te lichten’. Van Kleef, 32 jaar in het vak, werd als een kleuter op het matje geroepen om uit te leggen wat hij zoal met zijn leven doet.
In de advocatuur houdt men het hart vast voor het risico dat de noodmaatregelen door de kostenbesparing die hiermee gepaard gaat zo goed bevallen dat die het nieuwe normaal worden. Maar basale omgangsvormen in het strafrechtsbedrijf zullen hopelijk toch wel bij het oude blijven?
Nico Meijering is advocaat bij Ficq & Partners Advocaten te Amsterdam