https://www.rd.nl/image/contentid/policy:1.1632228:1581693088/2020-02-14-BUI07-buizaken-2-FC-web.jpg?f=16x9&%24p%24f=bb33e13
De Cubaanse dissident Farinas.  beeld AFP, John Thys

Nuttig herdenken, dat is: leren dissident te durven wezen

by

In dit herdenkingsjaar is de vraag op zijn plaats of herdenken nog wel zo effectief is. Nee! Stop met cultiveren van een veilig wij-gevoel rond monumenten. Leer jongeren dissident te durven wezen.

Wat heeft de wereld aan ons herdenken? Nu dit jaar 75 jaar bevrijding wordt gevierd, is aan die vraag niet te ontkomen. Ook nu zal het weer klinken: „opdat we niet vergeten.” Terecht, want over die gruwelijke Holocaust mogen we nooit zwijgen. Maar als dát het enige effect is van herdenken, is dat mager.

Akkoord, een heilzaam gevolg ervan is dat we hooggevoelig zijn geworden voor antisemitisme, en ook daarvan geldt: terecht. Maar het kwaad (samenvattend te typeren als het degraderen van mensen tot ónmensen, tot ongedierte) kent veel meer varianten dan die van het antisemitisme. En er is meer onmenselijke barbarij op aarde die schreeuwt om protest.

Waarom zijn we door al dat herdenken inmiddels niet supergevoelig voor kwaad in zijn verkruimelde gedaante wereldwijd, en om ons heen? Zitten er misschien kanten aan dat herdenken die er juist voor zorgen dat we zulke onvruchtbare voorvechters zijn van het goede?

Dat zou zomaar kunnen, omdat er iets merkwaardigs is aan dat herdenken. Zo bestaat alleen op zulke momenten het kwaad –denkbeeldig in de herinnering– in zijn zuiverste gedaante: evident afschrikwekkend en vilein. Daarom kunnen we er als herdenkende gemeenschap ook zo veilig omheen staan: dáár is het kwaad, hier staan wij, de goeden.

Maar in de concrete werkelijkheid waren (en zijn!) die grenzen tussen kwaad en goed veel vager. Sterker: het kwaad hult zich vrijwel altijd eerst –en misschien wel voortdurend– in de gedaante van het goede. Boosaardige gedachten en plannen manifesteren zich als opkomen voor het verhevene, het edele en zuivere.

Als dat opkomen voor het goede zich ook nog eens verbindt aan groepsgevoel, aan ”sociale identiteit”, dan wordt het pas echt riskant. Omdat mijn behoefte aan sociale veiligheid –lees: lijfsbehoud– nu eenmaal groter is dan die aan kritisch denken en bevragen.

Welnu, als ons herdenken in de loop van de tijd nog enkel bestaat uit het gezamenlijk vieren van ”aan de goede kant staan”, dan zouden we wel eens minder weerbaar kunnen zijn tegen het kwaad dan we zelf denken. Misschien is dat wat-zijn-wij-toch-goed-bezig-gevoel wel het gevaarlijkste sentiment dat herdenkingen kan voeden: het is het sentiment van de lafaards, van degenen die geleerd hebben zich veilig te weten achter dat groepsgevoel van wij, de goeden. Vanuit die positie als meeloper is de stap naar twijfelachtig wij-zij-denken snel gemaakt: als ik me onder de goeden bevind, dan zitten de kwaden vanzelf daarbuiten.

Vruchtbaarder zou het zijn om een nieuwe generatie te leren hedendaags kwaad te ontmaskeren. En omwille van het werkelijk goede –onvoorwaardelijke medemenselijkheid– het kleffe feelgood-sfeertje in te ruilen voor kritisch zelfonderzoek en zelfargwaan. De groep van te verlaten en de zij-kant te kiezen. Om jongeren te leren dát te willen en dat te dúrven.

Ik stel voor om daartoe het lawaai van al die onnozele vrijheidsfeesten te verdrijven met de stilte van het luisteren. Luisteren naar verhalen van hedendaagse dissidenten. Daarvan zijn er wereldwijd genoeg.