https://images.nrc.nl/8Tkb6rW6QbuzHNPWbxODhZmnO_U=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/02/data55245519-e6fb7e.jpg
Serge Horbach: „Vooral jonge wetenschappers zijn minder snel geneigd om fraude aan te kaarten.”
Serge Horbach, wetenschapssocioloog

Wetenschapsfraude melden? Je moet het maar durven

Hoe gaan universiteiten om met wetenschapsfraude? Niet zo goed, constateert Serge Horbach in zijn proefschrift.

by

Interview

Het onderwerp van zijn onderzoek leeft, merkt Serge Horbach (26), wetenschapssocioloog aan de Radboud Universiteit. „De rector kwam al naar me toe om te zeggen dat hij heel geïnteresseerd is.”

Niet zo gek: wetenschappelijke integriteit is de achilleshiel van universiteiten. De reputatieschade na fraude is groot. Niet alleen de onderzoeker, ook de vakgroep en de universiteit raken besmet.

Denk aan hoe de sociale psychologie zich moest herpakken na de in 2011 aan het licht gekomen affaire-Diederik Stapel, de Tilburgse hoogleraar die complete onderzoeken bij elkaar verzon. En eind vorig jaar bracht de fraude van psycholoog Lorenza Colzato de Universiteit Leiden nog in een lastig parket.

Horbach, die donderdag 13 februari cum laude promoveerde, raakte tijdens zijn studie wiskunde geïnteresseerd in fake news en „wat dat fenomeen betekent voor de wetenschap”. Hij haakte aan bij een Europees onderzoek naar wetenschappelijke integriteit. Voor zijn proefschrift onderzocht hij aan de hand van vier casussen hoe universiteiten omgaan met fraude. Daarnaast verspreidde hij enquêtes onder wetenschappelijk personeel van zeven Europese universiteiten met daarin de vraag naar hun overwegingen om verdenkingen van fraude te melden. Ruim 1.100 wetenschappers deelden hun ervaringen.

Wat opvalt in uw onderzoek: wetenschappers durven vaak niet aan de bel te trekken als ze op hun afdeling misstanden tegenkomen.

„Ze zijn bang om niet serieus genomen te worden. Of, en dat is nog zorgelijker, ze zijn bang voor repercussies. Vooral jonge wetenschappers met een tijdelijke aanstelling zijn minder snel geneigd om fraude aan te kaarten. Zij zijn bang dat het gevolgen heeft voor hun carrière. Dat is begrijpelijk, maar verontrustend.”

Nederland loopt voorop, vergeleken met de andere Europese landen uit het onderzoek, zegt Horbach. „Wij zijn open over wetenschapsfraude: universiteiten melden jaarlijks de klachten. Dat doen andere landen niet.”

Als er een klacht over wetenschappelijke integriteit wordt gemeld binnen een Nederlandse universiteit, doet een interne integriteitscommissie onderzoek. Wordt de klacht gegrond verklaard, dan besluit het college van bestuur wat de consequenties zijn. Zijn klagers of beklaagden het niet eens met de uitkomst van het onderzoek, dan kunnen ze voor een second opinion naar het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit. Dat meldt in het jaarverslag uit 2018 „een recordaantal” van 29 verzoeken.

Volgens Horbach vormen de officiële cijfers het topje van de ijsberg. „De cijfers laten alleen de gevallen zien die door het hele traject heen zijn gekomen. Daar is een lange adem voor nodig: iemand heeft de fraude opgemerkt, heeft de moed gehad om er iets mee te doen, de klacht is ontvankelijk verklaard, et cetera.”

Als het al tot een officiële klacht komt, is de reactie van het bestuur vaak vooral gericht op het beschermen van de reputatie, ontdekte Horbach. „Universiteitsbesturen hebben de neiging om wangedrag op het individu af te schuiven. De fraudeur wordt bijvoorbeeld neergezet als ‘narcist’. Alles om te laten zien: dit zegt níets over onze universiteit.” Nieuwe richtlijnen die universiteitsbesturen na vaststelling van wangedrag opstellen, worden vaak als „ad hoc en symbolisch ervaren”, volgens Horbach.

Heeft u daar een voorbeeld van?

„Er was een casus aan een Nederlandse universiteit waarbij een promovendus werd beschuldigd van plagiaat in haar proefschrift. De conclusie van de integriteitscommissie was dat de begeleiding door haar promotor onder de maat was. Het bestuur kwam daarop met de maatregel dat er voortaan twee begeleiders nodig zijn in plaats van één. Maar in de praktijk zie je dat de promotor een collega als tweede begeleider vraagt. Die mensen kennen elkaar zo goed, die gaan niet per se heel kritisch op elkaar zijn.”

Het valt op dat een relatief groot deel van de klachten ongegrond wordt verklaard, hoe kan dat?

„De beoordeling is een haast juridisch proces, waarbij heel strikt naar de regels wordt gekeken. Dat is bij wetenschapsfraude moeilijk. De definitie van wat integere wetenschap is en waar wangedrag begint, is niet helder. Over een aantal zaken zijn we het eens: plagiaat, data verzinnen: dat dóe je gewoon niet. Maar over andere zaken kun je van mening verschillen. Veel casussen gaan over het grijze gebied.”

Zelfplagiaat is daar een klassiek voorbeeld van. In 2013 werd hoogleraar Peter Nijkamp, econoom aan de Vrije Universiteit, beschuldigd van het recyclen van eigen werk. Horbach: „Maar hij overtrad daarmee niet formeel de regels en is uiteindelijk niet veroordeeld.”

Nog zo’n grijs gebied is het zogeheten harking, zegt Horbach: hypothesizing after the results are known. „Waarbij je allerlei data verzamelt en er daarna in gaat grasduinen tot je iets significants tegenkomt. Als je maar genoeg data hebt, zit er altijd wel iets tussen waarvan je zegt: dit is nou precies wat we verwacht hadden. Daar is een mooie cartoon van: je ziet een boogschutter die een pijl op een lege muur schiet en dan het doel er omheen tekent. ”

Hoe kun je dit voorkomen?

„Binnen de psychologie en de medische wetenschap zien we een tegenbeweging ontstaan. Daar wordt veel aan preregistratie gedaan: voordat je aan je onderzoek begint, beschrijf je heel precies in een openbaar protocol wat je wilt onderzoeken. Je timmert het dus van tevoren helemaal dicht.”

Daarmee sluit je het verrassingseffect uit.

„Sommige wetenschappers hebben er dan ook bedenkingen bij. Het is geen model dat op alle wetenschappen van toepassing is. Bij meer interpretatieve wetenschappen kan het een deugd zijn om niet van tevoren te weten waar je op gaat stuiten.”

Werkt de druk op wetenschappers om veel te publiceren fraude in de hand?

„Absoluut. Zeker als het gaat om zelfplagiaat. Waarom zou je jezelf anders eindeloos herhalen? Dat lijkt vooral een strategie om je publicatielijst te verlengen.”

In de discussie over werkdruk wordt de rol van de werkplek soms vergeten, vindt Horbach. „Daar valt veel te winnen: wetenschappers lopen er dagelijks rond. Spreek elkaar aan, leer van elkaar! Dat gebeurt gelukkig steeds vaker. Er ontstaan praatgroepen, waar seniors hun dilemma’s delen met juniors.”

Helpt dat tegen wetenschapsfraude?

„Het zorgt er in ieder geval voor dat mensen zich niet alleen voelen. Natuurlijk is het daarnaast nodig dat we nette en veilige klachtenregelingen hebben.”

Nederlandse universiteiten hebben vertrouwenspersonen wetenschappelijke integriteit, maar die kunnen de facto niet zo heel veel.

„Tja, ze bieden een luisterend oor. Daarnaast is een veilige klachtenprocedure nodig, waarbij mensen hun vermoedens kunnen uiten zonder angst te hebben dat ze zelf de dupe worden. Daar zijn we nog lang niet.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 17 februari 2020
Een versie van dit artikel verscheen ook in nrc.next van 17 februari 2020