https://www.rd.nl/image/contentid/policy:1.1628284:1580457436/2020-01-31-katVR1-Kids-voorlezen-6-FC-web.jpg?f=16x9&%24p%24f=17a8602

Lees voor, ook aan oudere kinderen. Het helpt

by

Ouder dan vijf, zes jaar? Dan heb je pech. Tijdens de Nationale Voorleesdagen –die nog tot zaterdag duren– draait het om peuters en kleuters. Maar al die andere kinderen en tieners dan? Verdienen die geen voorleesmoment? Jawel. Júíst nu leesvaardigheid en leesplezier zo onder druk staan.

Mariëlle Oussoren-Buys

Allerlei opwekkende kreten waaierden de afgelopen maanden uit over het land. Voorlezen is leuk! Lezen verbetert de concentratie! Start een leesoffensief! In opinieartikelen, in interviews, op Twitter – meningen over lezen, leesonderwijs en leesbevordering lagen en liggen zomaar voor het oprapen.

Het moet Femke Ganzeman, onderwijskundig adviseur en drijvende kracht achter de website leesbevorderingindeklas.nl, als muziek in de oren klinken. Ze is een enthousiast leesbevorderaar – al lang voordat het woord leesoffensief viel trouwens. Toen ze nog leerkracht was in de bovenbouw van de basisschool, gaf ze zwakkere lezers vlak voor de vakantie gerust lijstjes met boekentips mee. „Zo maakte ik het ouders ook wat makkelijker. Ja, die gingen daar echt wel mee aan de slag. Ouders willen ook dat hun kind zich goed ontwikkelt.”

En juist die ouders kunnen misschien een sleutelrol vervullen. Heel simpel, door zelf te lezen en door voor te lezen. Sterker nog, in het advies dat de Onderwijsraad en de Raad van Cultuur vorig jaar opstelden –en waarin ze pleiten voor het inmiddels breed omarmde leesoffensief– staat letterlijk: „Ouders en leraren: blijf voorlezen, ook aan oudere kinderen.”

Ik hoor het commentaar al: die kinderen kunnen prima zélf lezen!

Ganzeman: „Dat is wel heel makkelijk gedacht. Via voorlezen maak je juist die boeken aantrekkelijk die kinderen zelf niet snel pakken. Die nog net een stapje te ver zijn. Die ze te dik vinden, die niet zo’n aantrekkelijk omslag hebben of waar moeilijke woorden in staan.” Belangrijk is natuurlijk dat een voorlezer het juiste boek kiest. Dat gebeurt niet altijd, weet Ganzeman. „Ik merk dat leerkrachten vaak boeken gebruiken met weinig diepgang. Eigenlijk het soort dat kinderen makkelijk zelf kunnen lezen.”

Dan is voorlezen zonde van de tijd?

„Tja, een beetje wel. Tenzij je zo’n makkelijker boek kiest om een schrijver te introduceren. Vertel in elk geval ook waarom je als voorlezer een bepaald soort boek kiest. Dan leert een kind: ah, zó kun je dus boeken kiezen. Waarbij je hoopt dat ze daar zelf ook mee aan de slag gaan.”

Doen kinderen dat ook echt?

„Ik zag het gebeuren. Ik las voor uit de bundel ”Polleke” van Guus Kuijer. Op school hadden we ook de losse delen staan en tijdens het vrij lezen begonnen kinderen daarin. En toen ik een boek van Rob Ruggenberg voorlas, merkte ik dat kinderen bij wie het boek aansloeg meer uit zijn oeuvre gingen lezen. Bijkomend voordeel van voorlezen is dat je kunt bijsturen. Ik ken iemand die van diezelfde schrijver ”Haaieneiland” voorlas. Fantastisch, de klas hangt aan je lippen. Maar het is een heel heftig verhaal, dus soms ontstonden er hele gesprekken.”

Grootouders

Al die aandacht voor lezen en leesbevordering klinkt weliswaar prachtig – het is het gevolg van een ontwikkeling die van zichzelf weinig positief is: kinderen lezen steeds minder en ze lezen met minder plezier. De cijfers die in december naar buiten kwamen (uit het driejaarlijks PISA-onderzoek) waren niet opbeurend: bijna de helft van de 15-jarigen vindt lezen tijdverspilling, bijvoorbeeld. Of: 60 procent van de 15-jarigen leest alleen als het echt moet. De ministers Van Engelshoven en Slob besloten, in navolging van het eerdere advies van de Onderwijsraad en de Raad van Cultuur, dat er inderdaad een leesoffensief moet komen.

En natuurlijk, een leesoffensief is méér dan voorlezen. Slob kreeg naast bijval dan ook kritiek toen hij ouders en grootouders opriep vaker voor te lezen. Die oproep stond in een breder perspectief, maar toch hoorde je critici denken (en zeggen): alsof dát de oplossing is voor zo’n stevig probleem! Want hoe kun je –om auteur en Trouwcolumnist Nelleke Noordervliet aan te halen– bijvoorbeeld verwachten talige mensen te kweken als tegelijkertijd het vak Nederlands steeds meer aan status en belangstelling verliest?

Maar zonder het tot een eenvoudige oplossing voor iets groots te verheffen – voorlezen doet er wel degelijk toe. „Het kan het vuurtje zijn dat de leerling nodig heeft om zelf aan de slag te gaan”, aldus Femke Ganzeman. „Voorlezen kan liefde voor verhalen bijbrengen en daarmee de leesmotivatie vergroten. Door voor te lezen, laat je kinderen ervaren welke werelden je voor jezelf kunt openen als je boeken leest.”

Nationale Voorleesdagen

Daarom zou ze het helemaal niet gek vinden als De Nationale Voorleesdagen in januari zich ook zouden richten op oudere kinderen. „Het is zeker het overwegen waard om het voorlezen aan oudere kinderen extra onder de aandacht te brengen”, reageert persvoorlichter Desirée van der Zander van Stichting Lezen, de stichting die over de inhoudelijke kant van de campagne gaat.

Maar er zijn geen plannen om dit onder de noemer van De Nationale Voorleesdagen te laten gebeuren. „Met die campagne richten we ons nadrukkelijk op jonge kinderen die nog niet kunnen lezen.”

Volgens Van der Zander zou je eerder moeten denken in de richting van een voorleesmarathon, of in elk geval „iets waardoor ook ouders getriggerd worden na te denken” over voorlezen. „Sowieso organiseren we voorleeswedstrijden voor kinderen. Zo willen we laten zien hoe leuk lezen is.” En trouwens, aldus de persvoorlichter, er zijn wel scholen die tijdens de Voorleesdagen spontaan ook extra aandacht geven aan het voorlezen in de hogere klassen.

Scholen spelen hoe dan ook een belangrijke rol in leesbevordering, maar lijken dat zelf niet altijd te beseffen. Ganzeman: „Ik hoor leerkrachten serieus zeggen: de verantwoordelijkheid ligt bij ouders. Maar dat werkt natuurlijk niet als die ouders zelf de waarde van lezen niet inzien!”

Ouders lezen ook wel voor, maar bij het stijgen van de leeftijd van de kinderen neemt dat hard af, blijkt uit de meest recente cijfers van Stichting Lezen. Driekwart van de kinderen tussen de 6 en 12 jaar wordt thuis voorgelezen. In de leeftijdsgroep van 13- tot 17-jarigen is dat nog maar 5 procent. „Dat is natuurlijk een lastige leeftijdsgroep”, relativeert Van der Zander van Stichting Lezen. „En voorlezen wordt dan misschien ook als kinderlijk gezien?”

Ja en nee, denkt leesbevorderaar Ganzeman. „Ik heb zelfs positieve verhalen gehoord over voorlezen op het mbo. Het maakt wel uit of kinderen eraan gewend zijn of niet. Ik heb dat ervaren in stageklassen: zie ze maar mee te krijgen, als ze niet willen.”

Tussendoortje

Ook thuis kan het lastiger zijn om kinderen voor te lezen, weet ze. „Daar is veel meer afleiding, veel meer keuzevrijheid. Dus moet je meer moeite doen om hun aandacht te krijgen. Op school is het gewoon onderdeel van het lesprogramma.”

Althans, dat zou moeten, maar is nog niet altijd daadwerkelijk het geval, merkt Ganzeman, die ook regelmatig trainingen en workshops geeft op basisscholen. „Toen ik nog voor de klas stond, las ik voor in de pauze. Anders had ik er geen ruimte voor. Maar voorlezen is léstijd. Het is niet alleen maar een leuk, ontspannend tussendoortje.”

Zou een grootscheeps voorleesoffensief het tij van de ontlezing kunnen keren? Ganzeman aarzelt. „Dat is een lastige. Ik denk niet dat het genoeg is. Als kinderen eenmaal hebben geleerd dat ze via boeken werelden kunnen openen, dan moet je hen daarna nog wel begeleiden bij het zelfstandig betreden van die werelden. Kinderen moeten ook zélf veel gaan lezen. Zonder eigen oefening geen kunst.”

Docente Van Schaik: Dóórgaan, tot in vwo 6

Zelf kan ze het zich niet voorstellen, een huis zonder boeken. Maar ga maar eens in een flat in een grote stad kijken, zegt Nellianne van Schaik, docente Nederlands aan het Zeeuwse Calvijn College. „Daar zijn boeken helemaal niet zo vanzelfsprekend.” Veel van haar leerlingen groeien wat dat betreft op in een luxepositie – met eigenlijk altijd boeken om zich heen.

Maar toch: ook hun gaat de ontlezing niet voorbij. „Als we die ontwikkeling van minder boeken en minder lezen geen halt toeroepen, zal die bij ons zeker ook doorzetten. In de achttien jaar dat ik lesgeef heb ik dingen zien veranderen. Het vermogen om diep te lezen neemt af, staat in het vorig jaar verschenen rapport van de Onderwijsraad en de Raad van Cultuur. Dat herken ik. Leerlingen lezen veel dingen oppervlakkig op een scherm – daarmee wil ik trouwens niet meteen alle schuld aan schermpjes geven.”

Lezen is een langzame manier van leven, zegt Van Schaik, die ook op landelijk niveau meedenkt over de verbetering van de schoolvakken taal en Nederlands, via de projectgroep curriculum.nu. „Lezen vraagt om een stukje vertraging. Dat vinden we tegenwoordig lastig. Ik merk het aan leerlingen. Na een kwartier in een boek gelezen te hebben denken ze al: nou, dit is niks. Maar soms heb je gewoon langer nodig om in een verhaal te komen.”

Juist daarom leest Van Schaik regelmatig voor in haar klassen, tot aan 6-vwo toe. „Niet iedereen vindt het altijd even leuk, maar ik probeer de leerlingen mee te krijgen. Ik koppel boeken graag aan de actualiteit. Laat, als je uit ”Max Havelaar” leest, een stukje reportage van het consumentenprogramma Keuringsdienst van Waarde zien. Zodat leerlingen zien dat er nu nog vergelijkbare misstanden zijn. Ik raad ”Max Havelaar” trouwens niet zomaar aan aan. Als je nooit iets leest, moet je dat niet kiezen, het is een taaie pil.”

Het is absoluut belangrijk dat een docent zelf enthousiast is, weet Van Schaik. In de kerstvakantie las ze ”’t Hooge Nest” van Roxane van Iperen, over een verzetsbolwerk in het Gooi. Ze was onder de indruk en nam het boek dus mee naar school. Om uit voor te lezen. „En ik heb tegen de mediatheek gezegd: Bestel maar een paar exemplaren.” Want enthousiast voorlezen heeft effect: leerlingen pakken dan eerder naar een boek. Daar is de docente van overtuigd.