https://images.nrc.nl/v4TwXAJpYCIj41t87ti9HqA-fRk=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data52476616-534ef4.jpg
Interview | Marieke van der Plas, directeur turnbond

‘Eén feestje tussen al die turntrainingen, dat moet toch kunnen?’

Bij de première van TURN! schrok Marieke van der Plas (42) van de misstanden die zij zag. De bondsdirecteur beschouwt de documentaire als „een cadeau voor de dialoog in de turnsport”.

by

Interview

Achteraf had het uitroepteken in de filmtitel al een signaal kunnen zijn. Maar op het moment zelf, terwijl de lichten van de bioscoop langzaam doofden, zat Marieke van der Plas nog nietsvermoedend in haar stoel toen er TURN! op het witte doek verschenen.

Het was zaterdag 28 september en de directeur van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) had er geen idee van dat ze naar de première van een van de meest besproken documentaires van 2019 zou gaan kijken. Dat kwam later pas. Nadat de documentaire ook op televisie was uitgezonden en een gespreksonderwerp werd waar iedereen wel iets van te vinden had – van de voetbalkantine tot bij de koffieautomaat op het werk.

Van der Plas kon dat niet voorzien. Ze wist niet veel meer dan het oorspronkelijk plan dat documentairemaakster Esther Pardijs enkele jaren geleden bij de KNGU had neergelegd. Pardijs zou in haar film inzoomen op haar eigen rol als ‘topsportouder’ van haar negenjarige zoon Roman die zo goed turnde. Sympathiek idee, vonden ze op het bondsbureau in Beekbergen. „Zij zei dat het een positief visitekaartje voor de sport zou zijn”, zegt Van der Plas.

Nou, zo zou zij het zelf niet helemaal hebben omschreven.

De documentaire, besefte de directeur in de bioscoop, toonde het turnen op zijn rauwst, met indringende beelden uit de jongste geledingen van de sport. Een jongetje dat huilt terwijl hij in een spagaat wordt geduwd. Een vader die benadrukt dat het wel degelijk om winnen gaat. Een coach die tegenover een pupil opmerkt dat trainen toch belangrijker is dan het kinderfeestje waar hij naartoe wil. Moeders die het verschil tussen motiveren en pushen nauwelijks nog zien.

„Dit ging over onze hele sport”, zegt Van der Plas. „Over het systeem, over de trainer, over de verhouding tussen pupil en trainer, over de verhouding tussen trainer en ouder. Ik wist meteen: dit zou veel discussie gaan opleveren. Niet alleen in onze sport.”

Nog vanuit haar bioscoopstoel gooide ze er een statement uit op Twitter. „Wat een openhartige docu over topsport. Een cadeau voor de dialoog binnen de sport. Dank Esther en Roman.”

Twee maanden later klinkt Van der Plas (42) nog net zo. Omringd door meer dan honderdvijftig jaar sportgeschiedenis in de vorm van blinkende medailles, geborduurde vaandels en vergeelde naslagwerken in het archief van de KNGU, vertelt ze dat transparantie haar leidraad is sinds ze ruim twee jaar geleden de baas werd bij een van de oudste sportbonden van Nederland.

„In de kantoren boven heb ik de stenen muren door glazen wanden laten vervangen. De luiken moeten hier open. Dat is wie ik ben.”

Ze weigerde om bij elke scène een kanttekening te plaatsen. Liever benut ze TURN! voor een dialoog. Lokale turnclubs vroegen de film aan om in de bestuurskamer te kijken. Hetzelfde geldt voor een aantal betaaldvoetbalclubs. De documentaire stemt „tot nadenken”, schreef de KNGU eerder op zijn website. Maar er stond ook: „Het zou jammer zijn als de film een eenzijdig beeld van de sport oproept. Binnen veel gymclubs is volop aandacht voor plezier, saamhorigheid en pedagogisch verantwoord sporten.”

Een halfjaar geleden kregen alle zeventig bondsmedewerkers nog een boekje over pedagogische waarden mee naar huis. Oók degenen die louter achter een computer werken. „De hele organisatie, van onder tot boven, moet voelen hoe we erin staan”, zegt Van der Plas. „Dat vind ik onze rol als beschermheer van de sport.”

Tekort aan trainers

Nog altijd heeft ze te maken met excessen uit het verleden van de sport. Oud-turners praten bijvoorbeeld niet graag over hun jonge trainingsjaren. Ook het boek De onvrije oefening, waarin twee oud-turnsters over de intimiderende werkwijze van hun oude coach vertellen, werpt nog steeds zijn schaduw over de sport. In 2015 bleek dat van gestopte turners 14 procent was afgehaakt door onprettige begeleiding van coaches. Te veel, vond Van der Plas.

„Maar als we dit in 2020 opnieuw gaan meten, ben ik benieuwd hoe we ervoor staan. We hebben stappen gemaakt. Het enige is: we hebben dat niet altijd goed naar buiten gebracht.”

Praten is voor haar de oplossing. Toen ze laatst op een trainerscongres over TURN! sprak, kwamen er trainers en oud-sporters in tranen naar haar toe. Eindelijk mochten ze het erover hebben, zeiden ze tegen Van der Plas. „Door mijn open houding konden zij hun kwetsbaarheid tonen. Een clubbestuurder vroeg me wat hij aan moet met trainers die het maar niet lukt om positief te coachen. Je kunt als club altijd overwegen afscheid te nemen van een trainer, ook al realiseer ik me dat we te maken met een trainerstekort.”

Meebuigen doet niet iedereen. Op de avond dat de documentaire bij de NPO te zien was, ontving ze appjes uit haar topsportteam. Waarom had ze toegestaan dat de uitzending tegelijk met de mannenkwalificatie op de WK in Stuttgart viel? Alsof zij daar invloed op had, zegt ze. „En ten tweede: what’s the problem? Laten we het erover hebben. En ik begrijp echt wel dat dit mensen heeft geraakt in hun gymsporthart. Wie de sport niet kent, vraagt zich af wat dit voor praktijken zijn.”

Feit is: topturnen kan pijn doen. Beste voorbeeld is de spagaat. Om soepel te blijven, wordt de jongste jeugd zo vroeg mogelijk gestretcht. „Omdat turnen een ontwikkelsport is. Je moet al in prepuberale fase bepaalde bewegingen kunnen om later niet tegen blessures aan te lopen. Dat maakt het pedagogisch verantwoord. Coaches mogen een kind actief stretchen, maar niet als het huilt. Dan vraag je wat er aan de hand is. Na deze docu hoop ik dat ouders bij de club van hun kind informeren hoe het stretchen daar gebeurt. Gaan ze daar ook door als hun kind huilt?”

Ook onder de leden van de KNGU is veel over de film gesproken. „Bij de ene club vonden ze het heel normaal wat we hebben gezien. Andere clubs benadrukken dat zij het absoluut niet zo doen. Wat ik zie, is vooral onzekerheid. Waar ligt de grens bij jeugdtraining? Het is een grijs gebied, met lastige dilemma’s. Toen we hier laatst over discussieerden, zei iemand dat het normaal is om een kinderfeestje te missen. Dat vond mijn talentmanager weer onzin. Eén feestje tussen al die trainingen, dat moet toch kunnen?”

Het turnbroekje

Van der Plas koos in 2017 bewust voor de KNGU. Ze is afgestudeerd pedagoog en zag de uitdagingen in de sport die ze als kind beoefende. In plaats van de excessen aan te pakken , wilde ze de organisatie van de sport veranderen om problemen te voorkomen.

„Neem de discussie rond het traditionele turnpakje. Ik weet nog hoe erg ik het als kind vond dat het pakje tussen mijn billen zat, maar dat ik het niet recht mocht trekken omdat dit tot puntenaftrek leidde. En dan moest ik die radslag nog maken.”

„Toen ik na mijn komst merkte dat er nog steeds discussie over was, heb ik besloten dat een turnbroekje met pijpjes gewoon is toegestaan tijdens de wedstrijd. Op toernooien komen meisjes naar me toe om te zeggen: ‘Eindelijk’.”

Haar streven is dat iedereen binnen de KNGU in staat moet zijn om door de ogen van een kind naar de sport te kijken. „En dan is de vraag: doen we het wel goed? Ik weet zeker dat het nog tien jaar duurt voordat we zijn waar we willen zijn. Cultuurverandering duurt lang. Na de acceptatie van het turnbroekje kreeg ik te horen hoe ik het in mijn hoofd haalde om dat midden in het wedstrijdseizoen te doen. De regels worden tijdens het spel veranderd en dat betekent iets voor de hele wedstrijdorganisatie. Tsja, zo’n besluit moet een keer genomen worden.”

Van der Plas ziet wat een jurysport met kinderen kan doen. Zoals bij een uitvoering van ritmische gymnastiek, een van de negen disciplines binnen de KNGU. „Jonge turnsters staan met een hoepel op de mat, omringd door twintig juryleden. Stel je bent acht jaar, je oefening gaat fout, je hoepel rolt van de mat en je barst in tranen uit. Ga er zelf eens staan, met al die volwassenen om je heen. Dan vraag ik me af of het niet anders kan?”

Treffend vond ze wat een van de hoofdrolspelers van TURN! in het NOS Jeugdjournaal zei. „Soms keek de trainer me aan en dacht ik: is dit goed of slecht? Wat denkt hij nou?” Van der Plas: „Daarover wil ik in gesprek gaan. Want er zijn nog stappen te zetten als we echt door de ogen van het kind kijken. Ik geloof dat in de sport het plezier overal zal winnen.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 30 november 2019
Een versie van dit artikel verscheen ook in nrc.next van 30 november 2019